Vorige week maandag mocht ik in Dendermonde mijn voordracht over ‘de moorden van Beernem’ geven. Het mistte ontzettend die avond en daar mijn oriëntatiegevoel sowieso miniem is, leek een treinrit de aangepaste manier om veilig daar te geraken. Zo gezegd, zo gespoord en daar ik tijdig vertrokken was, kon ik nog uitgebreid genieten van een etentje in de buurt van de markt.
De dames van Markant die me nadien ontvingen, zorgden voor een aangepast dessert en vele lovende woorden. In en tussen de wolken reed ik terug naar Merendree. Tot daar was alles peis en vree.
Maar de nevel had zich ongemerkt ook onder mijn hersenpan genesteld en terug thuis wou die rook in en om mijn hoofd maar niet verdwijnen. Ik kon niet slapen, begon te werken aan mijn presentatie en verknalde een heleboel dia’s! Verdomme!
Dat was het begin van een week waarin ik weinig slaap te pakken zou krijgen. Die eerste nacht werkte ik bijna de hele tijd door om de schade te herstellen. Dat bracht weer nieuwe ideeën en dus zette ik die ook in de presentatie. De tijd vloog. Uiterst tevreden met mijn resultaat wou ik dat delen met de ‘filmwereld’ en schreef nog snel ‘de’ brief die ‘de’ man op ‘de’ juiste plaats moest bereiken.
Diezelfde morgen, nog mistig in het hoofd, dumpte ik de brief in de postbus. Ogenblikkelijk daarna kwamen de twijfels opzetten. Te vroeg, te veel fouten in het dossier, wat als de presentatie … ik kon wel tien punten bedenken waarom die omslag beter niet gepost was. Dat veranderde echter niets aan het proces dat ik in gang had gezet. Maar wat kon er mislopen? Een neen had ik, een ja kon ik krijgen. Trouwens dat waren zorgen voor later. Een antwoord zou nog wel even op zich laten wachten en ik had leuke dagen in het vooruitzicht: een trip naar Amsterdam. Jochei.
De volgende morgen, na lang woelen, vroeg het bed uit en opnieuw de trein op. De (tulpen)bollen wenkten. Met de gids in de hand en wijdopen ogen verkende ik bij aankomst de buurt rond het centraal station. Amper drie straten, steegjes en walletjes verder rinkelde mijn gsm: ‘de’ man belde me! Ik belandde bijna in de gracht. “Kon ik hem mijn synopsis, treatment, moodboard en CV zonder dralen zenden?” Dat meende ik boven het geraas van bruisend Amsterdam te verstaan.
Totaal van de kaart liet ik me op de voorste stoel van het eerste terrasje neervallen. De knik zat in mijn knieën. Na een zuinig Hollands pilsje begon ik wat helderder te denken. Mijn eerste plan was: koffers pakken en wegwezen.
Op zo’n cruciaal moment is een nuchtere echtgenoot van kolossaal belang. Vooreerst wees hij me er op dat ik enkel een klein tasje bij me had en dat het pakken achterwege kon gelaten worden, waardoor voldoende tijd overbleef om nog twee dagen te vertoeven in de hoofdstad.
Enfin, ik genoot met volle teugen van Hollands glorie, maar deed ‘s nachts geen oog dicht. Mijn wallen werden alvast groter! (plaats zat voor tientallen peeskamers!)
Afgepeigerd van het heerlijke niets doen, wachtte me bij aankomst nog een fietstocht door het winderige Beernem. Zeventien enthousiaste ‘moordfanaten’ wilden onder mijn deskundige maar uitgeputte leiding de plaatsen delict aanschouwen. Ook dat overleefde ik, waarna het tijd werd mijn dossier eindelijk in te pakken en te versturen naar ‘de’ man. Dat is bij deze gebeurd. De mist is opgeklaard. En nu maar wachten.